top of page
Redactie Inspirare

Recensie Zoeken naar de dingen die boven zijn

Zoeken naar de dingen die boven zijn. Heil in een seculiere tijd.

Sake Stoppels, Jan Marten Praamsma & Jan Martijn Abrahamse, KokBoekencentrum Utrecht 2023, 224 blz., € 24,99

 

Dit boek is de vrucht van het lectoraat ‘Zingeving in nieuwe geloofsgemeenschappen’ (2018-2023) aan de Christelijke Hogeschool Ede onder leiding van lector Sake Stoppels, waar bij missionaire pioniersplekken vooral gekeken werd naar de vraag ‘wat is het heil dat christenen willen verkondigen en delen?’ Twee lijnen werden daarbij, blijkens het inleidende hoofdstuk, aangetroffen: een diffusere lezing van wat heil is dan in het verleden (1) en een concentratie op het hier en nu (2). Men spreekt met Philip Wall van een ‘soteriologisch agnosticisme’ en zelfs van een paradigmawisseling, verwijzend naar de toenemende ‘immanentisering’ (Taylor). Het horizontale krijgt steeds meer gewicht.

Wat betekent dat voor het transcendente spreken over het heil? Als God ons immers zo nabij wordt, dat Hij ons niet meer te boven gaat, verliest het heil dan niet zijn betekenis? Het is deze spanning, tussen ‘noodzakelijke en ook vruchtbare “secularisatie van het heil” enerzijds en onopgeefbare “transcendentie van het heil” anderzijds’ – de redactie komt deze spanning zowel in verschillende (pioniers)praktijken ‘alsook bij onszelf’ tegen – die centraal staat in dit boek. Daarbij worden vijf spanningsvelden in vijf delen van steeds drie tot vijf hoofdstukken uitvoerig besproken: Welzijn en zielenheil (over geluk, hoop en de menselijke ziel), Hemel en aarde (over ecologie, rentmeesterschap en verzoening), Oude woorden en nieuwe tijden (over geloofstaal, sprakeloosheid en de betekenis van het evangelie), Aanvaarding en vernieuwing (over de bevestigende en uitdagende kanten van het evangelie) en Kerk en wereld (over deel zijn van de kerk én van de samenleving). Het boek sluit af met een prikkelende epiloog door Stefan Paas, waarin de contouren van zijn gedachten uit Vrede op aarde goed zichtbaar zijn.

Het is ondoenlijk om alle bijdragen in een recensie recht te doen. Ik hoop dat de opsomming van de thema’s voldoende triggeren om het boek te gaan lezen. De hoofdstukken zijn goed los van elkaar te lezen voor wie kiest voor een ‘pick and choose-benadering’, maar er zit een goede eindredactie op, dus de bundel is ook prima cursorisch te lezen. Ik pik er een paar bijdragen uit. Mooi is de bijdrage van Gijsbert van den Brink die het munus triplex in verband brengt met de ecologische problematiek. Een mooi voorbeeld van hoe praktisch de systematische theologie kan zijn! Ook (juist?!) bij ecologische vragen kunnen we niet heen om de vraag wie Jezus Christus is. Van den Brink laat ook overtuigend zien dat eeuwig heil niet tegenover aards heil staat, maar daar juist toe stimuleert. William den Boer en Kees van Kralingen doen een eerlijke en waardevolle poging de relevantie van ‘verzoening door voldoening’ te laten zien, óók voor de ecologische vragen. Zij trappen noch in de valkuil dit model het een en het al te maken (ze beschouwen het Christus Victor-model en verzoening door morele beïnvloeding als ‘complementair en samenhangend’, 132) noch in de karikatuur dat dit model vanwege het zgn. Godsbeeld dat erin meekomt, achterhaald is. Zo laten ze goed zien dat bijvoorbeeld het begrip ‘schuld’ juist in de ecologische crisis uiterst relevant (weer) wordt.

Breed en diep is het artikel van Jan Martijn Abrahamse over geloofstaal en sprakeloosheid, met mooie waarnemingen als dat de nadruk op individuele geloofservaringen kwetsbaar maakt voor een consumptiegerichte mentaliteit, verwijzend naar de term ‘Moralistic Therapeutic Deism’: ‘God als “wegenwacht” die je kan helpen als het moeilijk is, maar die geen wezenlijk verschil maakt voor de manier waarop je leeft’ (152). Of dat de individualisering het ‘zelf’ heeft bevrijd, maar ook ontworteld (mijn curs.). Ik heb wel vragen bij zijn nadruk op de incarnatie. Terecht stelt hij dat de incarnatie onderscheiden dient te worden van Gods universele presentie in de schepping (contra Richard Rohr), maar of de incarnatie voldoende ‘taal’ biedt om het evangelie volledig ter sprake te brengen, los van kruis en opstanding, betwijfel ik. En daar lijkt het wel op, bijv. als de kenosis van Christus in Fil. 2 gebruikt wordt als voorbeeld van ontmanteling van zelfontplooiing en het bieden van een paradigma ‘om elkaar te ontmoeten in kwetsbaarheid’, zonder in te gaan op wat toch de climax/het dieptepunt, maar daarmee wel het springende punt is van de hymne: ‘de dood aan het kruis’.

Zeer de moeite waard is ook de redelijk korte impressie die Gert-Jan Roest geeft van de gezamenlijke zoektocht van een aantal kerken en kerkleiders naar een contextueel evangelie in Amsterdam. Daarin worden koninkrijk en kruis dicht bijeen gehouden, want ‘zonder koninkrijkstaal wordt het evangelie heel smal, maar zonder de gekruisigde en opgestane Jezus in het centrum van het koninkrijk wordt het evangelie vlak en wordt het gereduceerd tot maatschappijverbetering. Ons evangelie moet diep én breed zijn.’ (173). Boeiend is de oproep van Sake Stoppels tot het komen tot een ‘levensbelijdenis’ naast de ‘geloofsbelijdenis’ in ‘de kerk als ambachtsschool’. Tenslotte: wie vast een voorschot wil op zijn recente boek Vrede op aarde, leze Paas’ prikkelende ‘missiologisch postscript’ aan het slot. Met aan het eind, met een verwijzing naar Newbigin (blijf diens missiologisch werk lezen!!), een spreken over christelijke praktijken als ‘geleefde gebeden’ om het koninkrijk (286). Mooier kun je ‘welzijn en zielenheil, ‘hemel en aarde’ en ‘kerk en wereld’ niet bij elkaar brengen.

 

Teun van der Leer, docent Baptisten Seminarium aan de VU Amsterdam

87 weergaven0 opmerkingen

Recente blogposts

Alles weergeven

Comments


bottom of page