Wakker in Gods wereld. Kerk-zijn in de 21e eeuw.
Jack Barentsen en Oeds Blok, Buijten & Schipperheijn Motief Amsterdam 2024, 399 blz., € 29,99
Jack Barentsen, hoogleraar praktische theologie aan de ETF in Leuven, en Oeds Blok, externe docent aan dezelfde instelling, schreven samen een gedegen en grondig boek. Beiden hebben hun sporen ook ruimschoots verdiend in de (missionaire) praktijk. De combinatie van theorie en praktijk maakt dat we hier met een belangrijke publicatie te maken hebben.
Het boek kent drie hoofddelen: houding, bronnen en praktijken. De hoofddelen zijn vervolgens weer onderverdeeld in hoofdstukken. Bij houding zijn dat wakker, vertrouwen en leren, bij bronnen plaats, evangelie en gaven en bij praktijken zijn het gemeenschap, vieren, missie en leiden. Elk hoofdstuk eindigt met voorzetten voor reflectie en gesprek. De grondtoon van het boek is die van de missio Dei. God is werkzaam aanwezig in deze wereld en het is zaak dat de kerk wakker genoeg is om die werkzaamheid op te merken en zich er door te laten bepalen. Kerk-zijn in de 21e eeuw – de ondertitel – is voor de auteurs hoe dan ook missionair kerk-zijn. Het betekent dat meer binnenkerkelijke aspecten van het leven van een gemeente minder in beeld komen. Zeker Jack Barentsen heeft het missio Dei paradigma zich pas gaandeweg toegeëigend. Hij schrijft daar heel open over. Hij heeft in de loop der jaren de beweging gemaakt van missie als ‘expansie’ naar missie als echte en diepe ‘ontmoeting’ (307-308). Die laatste positie kleurt het boek fundamenteel. Dat komt bijvoorbeeld ook tot uiting in de keuze elk hoofdstuk in te kleuren vanuit interviews met vooral ‘gewone’ voorgangers en pioniers. Ze hebben deze practici echt willen ontmoeten. Het gaat Barentsen en Blok in ontmoetingen tussen kerk en ‘wereld’ om solidariteit, niet om liefdadigheid (303).
Het missio Dei-concept is, zoals gezegd, cruciaal in het boek. Ik denk dat deze wending echt een gezonde correctie is op ecclesiocentrisch missionair denken en doen. Missie is allereerst Gods missie en vervolgens zal de kerk deze veelstemmige missie op het spoor moeten zien te komen om zich daarbinnen dienstbaar te bewegen. Maar de keuze voor missio Dei maakt die missie ook ergens diffuus. We kunnen Gods betrokkenheid bij deze wereld niet uittekenen of narekenen. Waar vinden we sporen van God? Is dat in al het goede wat er is en gebeurt? Is al het goede (iets van) God? Is er een principiële koppeling met christelijk geloof of hoeft dat niet? En hoe nauw is de missio Dei uiteindelijk verbonden met en toeleidend naar Jezus Christus?
De auteurs hebben mede vanuit hun soms grensverleggende praktijkervaringen een royale blik als het gaat om ‘sporen van God’. Het Koninkrijk is ruimer dan de kerk. Die zienswijze lijkt mij winst, maar tegelijk zien we dat de invulling van het missio Dei-concept nooit zonder discussie is geweest binnen de wereldkerk. Dat is ook inherent aan dit abstract-theologische concept, want in empirische zin kun je moeilijk je vinger er op leggen. Het zoeken van sporen van God in onze werkelijkheid wordt altijd gekleurd door het Gods- en mensbeeld van de zoeker. Christologie en soteriologie spelen hier een belangrijke rol. En op dat punt gaan de wegen gemakkelijk uiteen, zo blijkt. Het zou goed zijn geweest als de auteurs hier hun theologische kaarten wat meer op tafel hadden gelegd.
Barentsen en Blok willen nadrukkelijk ‘van onderop’ theologiseren. Tekenend hiervoor is bijvoorbeeld dat het hoofdstuk ‘plaats’ voorafgaat aan het hoofdstuk over ‘evangelie’. Ook de ruime plek voor interviews met voorgangers, pioniers en anderen loopt weg uit deze keuze. De ervaringen, verlangens en zoektochten van de geïnterviewden zijn herkenbaar en houden het boek down to earth. Maar wat ik dan mis, is hoe het denken en handelen van deze personen hun gemeenschap kleurt. Het boek gaat immers niet primair over leiders en leiderschap (wel is daar dus een apart hoofdstuk aan gewijd), maar over de kerk als lichaam, als entiteit. Kunnen de geïnterviewde leiders hun gemeente of gemeenschap werkelijk meenemen op de weg van missionair kerk-zijn? Die vraag doet er in mijn ogen echt toe, want in de missiologie mag de uitdrukking ‘missionair kerk-zijn’ dan misschien wel een pleonasme zijn, in de praktijk ligt dat toch vaak echt anders. Bepaald niet elke gemeente heeft het op ‘buiten’. De druk waaronder veel gemeenten leven, keert hen gemakkelijk naar binnen. Over de impact van de geïnterviewden op hun gemeenschappen had ik graag iets meer willen lezen.
Al met al laat het boek bij mij een wat dubbel gevoel achter. Het vormt een belangrijke, bevlogen impuls voor missionair kerk-zijn, geeft volop (praktisch-)theologische aanzetten voor verdere reflectie en voor een verdiepte missionaire praxis, maar blijft in theologische zin wat diffuus. Ook blijft het in mijn beleving vrij ver weg van de ‘gewone’ gemeente. Het boek is qua compositie niet echt strak. Als lezer raak je gemakkelijk het spoor wat bijster. Een strakkere compositie was ook ten goede gekomen aan de omvang en had het aantal pagina’s (nu 399) kunnen terugbrengen. Maar toch: Barentsen en Blok hebben ons verrijkt met een belangrijk en lezenwaardig boek.
Sake Stoppels, emeritus lector, voorheen verbonden aan de Christelijke Hogeschool Ede
댓글