Jezus geneest vandaag: zicht op hoe God geneest. Wim J. Kok en Raymond R. Hausoul, Gideon Academic Hoornaar 2021, 431 blz., € 24,95
In de vijftiger jaren van de vorige eeuw kwam de genezingsprediker T.L. Osborn naar Nederland. Drommen mensen kwamen naar het Malieveld in Den Haag en het Bodenterrein in Groningen om naar hem te luisteren. Sommigen kwamen naar voren om voor zich te laten bidden om genezing. Deze gebeurtenis heeft in Nederland haar sporen nagelaten. Johan Maasbach vertaalde Osborn tijdens deze campagne en werd beïnvloed door zijn gedachtegoed. De recent overleden Jan Zijlstra was de rechterhand van Maasbach en hield vergelijkbare genezingsbijeenkomsten binnen en buiten de muren van de gemeente.
Sinds Osborn krijgt het bidden voor genezing niet alleen in Pinkster- en Volle Evangeliegemeenten aandacht, maar ook in de breedte van het kerkelijke leven in Nederland. Een divers kerkelijk publiek komt ermee in aanraking, bijvoorbeeld via de Opwekkingsconferentie of de activiteiten van het Evangelisch Werkverband. Het aantal boeken dat sindsdien over het onderwerp is geschreven, is aanmerkelijk. Wat kan een extra boek daaraan toevoegen, vroeg ik mij vooraf af?
Uitgangspunt van de auteurs is dat het in het evangelie gaat om de heelmaking van de hele schepping en daar valt de genezing van ziekte ook onder. De inleiding splitst dat uit naar geestelijke, psychische en fysieke genezing en het genezen van demonie. De auteurs beklemtonen dat het bidden voor ziekte niet beperkt is gebleven tot de apostolische tijd, maar ook vandaag de dag een belangrijke rol heeft in de kerk. Later zullen ze wel aangeven dat de krachten van het koninkrijk in de eerste eeuw sterker aanwezig waren dan nu (384).
De aanvliegroute van het thema door Hausoul en Kok in het eerste deel is vooral bijbels-theologisch. Het gaat om het nalopen van de belangrijkste bijbelteksten. Ze bakenen daarbij delen van het Nieuwe Testament af en spreken van het Jezus-, Paulus,- Jacobus-, en Johannes-model. Elk model gaat volgens de auteurs uit van een ander vertrekpunt. Zo benadert Jacobus genezing in de lokale gemeente. Het Johannes-model streeft bij genezing naar het zoeken van de wil van de soevereine God. In deze bespreking is er ook aandacht voor de hete hangijzers. Zo kan Paulus’ doorn in het vlees bijvoorbeeld niet ontbreken. Na een opsomming van verschillenden standpunten, komen de auteurs tot de conclusie dat het gaat om een fysieke aanval van demonische machten en heeft de ‘doorn’ geen fysieke oorzaak. De passieve werkwoordsvorm ‘is gegeven’ in 2 Kor.12:7 lijkt te wijzen naar Gods handelen en dan zou een demonische macht minder voor de hand liggen. Het zou, verwijzend naar bijvoorbeeld Job, een mogelijkheid kunnen zijn om zowel te spreken van Gods handelen als van een demonische oorzaak. De auteurs veronderstellen anders (131). Het laatste woord is hier nog niet over geschreven.
In het tweede deel wordt na de afbakening via de modellen vervolgens de verbinding met nu gezocht. Het thema wordt praktisch uitgewerkt en komt daarom onder spanning te staan. Het gaat schuren. Die spanning zit in deze studie en met name het tweede deel maakt het waard om de eigen visie op het thema te laten vormen. Aan de ene kant is er de uitdaging om in geloof te bidden voor genezing en aan de andere kant is er de soevereiniteit van God en het lijden waar we als mens niet de vinger achter kunnen krijgen. Voor Wim Kok, één van de auteurs, staat het thema dichtbij. Hij is ziek en is daarvan nog niet genezen, terwijl hijzelf voor veel mensen heeft gebeden voor wie genezing wel kwam. Het komt voor hem samen in de koninkrijksbenadering van het reeds en nog-niet of, anders gezegd, het verschil tussen D-Day en V-Day. De heelheid van het koninkrijk krijgt vaak vanuit de gebrokenheid van het dagelijks leven vorm.
Ziekte brengt doorgaans lijden met zich mee. Deze nuance is van groot belang. Het triomfalisme dat sommige christelijke kringen en predikers kenmerkt, wordt hier ingehaald door de realiteit van slechtnieuwsgesprekken en pijnstillers. Het boek eindigt met de realiteit van het leven. Aan de gebrokenheid kunnen we aan deze kant van de volmaaktheid niet ontsnappen. Lijden is reëel, dat heeft deze coronatijd meer dan eens duidelijk gemaakt. Het boek legt een basis voor een theologie van het lijden en daarbij vallen twee zaken op: het zoeken naar evenwicht tussen gebrokenheid en heelheid en verder de plaats van de christelijke gemeenschap als opvangplaats voor verdriet. De maatschappij kan steeds minder de gebrokenheid accepteren: we werken aan een gezond leven en artsen moeten, als het lichaam faalt, de oorzaak verhelpen. Binnen de gemeente krijgt de gebrokenheid een plaats en is er ruimte voor bemoediging. Men kan elkaar aansporen om strijdvaardig te blijven tijdens een behandelingsproces. Maar in dat alles blijft staan dat elke christen mag bidden om genezing. En waar genezing niet wordt ontvangen, mogen we uitzien naar een volmaakte wereld waar ziekte geen deel van uitmaakt. God heeft ons een eindeloze hoop voor ogen geplaatst en daarmee sluiten de auteurs af.
Deze benadering is waardevol en toch mis ik twee onderdelen in deze studie. Ten eerste ontstond de theologie in het Nieuwe Testament in een missionaire context. In de eerste hoofdstukken is er geen aandacht voor genezing vanuit missionair perspectief. Dat had een extra lading kunnen geven aan deze studie. ‘Geschichte und Theologie des Urchristentums sind „Missionsgeschichte“ und „Missionstheologie“,’ beaamde Martin Hengel al (in ‘Die Ursprunge der christlichen Mission’, New Testament Studies 18 (1971-72), 38).
Een tweede vraag die daaraan is gerelateerd, is of er niet eerder sprake is van een contextuele benadering van het thema en niet zozeer van afgebakende modellen. Wanneer uitgegaan wordt van contextualisatie is het niet noodzakelijk om de verbinding te zoeken tussen de verschillende modellen. Een contextuele benadering gaat uit van het ene thema, maar ziet dat in verschillende contexten specifiek ingebed. Het gesprek met de context heeft invloed op de theologische verwoording. De context van Jacobus was anders dan die van Paulus of Johannes. Ook in de post-apostolische kerkgeschiedenis stond de aandacht voor genezing vaak onder invloed van de context. Bij Luther was het een reactie op de theologie en kerkelijke praxis binnen de Rooms-Katholieke Kerk. In de moderne tijd had de nadruk op de ratio invloed op het geloof in de mogelijkheid van genezing. De spanning tussen wetenschap en geloof kwam daaruit voort. De auteurs noemen verschillende voorbeelden die laten zien dat de context van invloed was. Concluderen dat genezing in de post-apostolische kerkgeschiedenis afneemt of in onze tijd minder voorkomt, heeft geen bijbelse grondslag. De krachten van het Koninkrijk waren in de apostolische tijd niet krachtiger dan vandaag de dag. Het kan mijns inziens dan ook eerder uitgelegd worden vanuit een contextuele benadering van het thema. Zo kan de openheid in Nederland na de Tweede Wereldoorlog voor Amerikaanse sprekers en organisaties verklaren dat genezing opnieuw onder de aandacht kon worden gebracht door T.L Osborn en de mensen die door hem zijn beïnvloed. Het bidden voor genezing is daardoor in toenemende mate deel geworden van de kerkelijke praxis.
Concluderend kunnen we zeggen dat het een boek is dat een breed overzicht biedt van de bijbelse gegevens rond dit thema. Er is aandacht voor waar het schuurt en de mogelijke reactie van de kerk daarop. Een contextuele benadering zou het thema in een nog breder perspectief kunnen plaatsen.
Haije Bergstra Mphil, Coördinator Missionair Werk Evangelisch College
Comments