Glaube und Hass. Antisemitismus im Christentum.
Michael Meyer-Blanck, Mohr Siebeck Tübingen 2024, 338 blz., € 29,00
In de serie kleine pockets van Mohr Siebeck is dit boek verschenen over het bestaan en bestrijden van antisemitisme binnen het protestantse christendom. Meyer-Blanck richt zich in het eerste deel specifiek op de Duitse situatie, wanneer hij allerlei positieve gebeurtenissen beschrijft die het antisemitisme binnen de lutherse kerk en theologie zoeken te bestrijden. Dat deel eindigt met een aantal definities van antijudaïsme, antisemitisme, antizionisme en anti-israëlisme. Tussen deze begrippen maakt hij onderscheid, hoewel hij ook erkend dat er overlap is – zeker in de praktijk.
Het tweede en grootste deel behandelt allerlei vormen van antijudaïsme en antisemitisme in de loop van de Duitse geschiedenis, beginnend met de tijd van de Reformatie. De beschrijving van Luther in dit opzicht is nog steeds schokkend, zeker voor het Duitse publiek dat Luther nog altijd zeer hoog heeft. De inzet bij de Reformatie spreekt over protestantse tekstuitleg en theologie in het algemeen en heeft daarmee een veel groter bereik dan alleen de lutherse theologie. Dit deel start dan ook met vier Sola’s die stuk voor stuk zeer antijudaïstisch kunnen uitvallen. Het sola gratia (‘door genade alleen’) kan ertoe leiden dat het Nieuwe Testament de genade en het Oude Testament de wet verkondigt of dat het christendom als een godsdienst van genade en het jodendom een wettische godsdienst wordt getypeerd. Het sola Christe (‘alleen door Christus’) kan ertoe leiden dat het Oude Testament afgeserveerd wordt, dan wel slechts allegorisch wordt uitgelegd, waarbij de joodse exegese wordt veroordeeld, alleen al omdat die de lijn naar Christus mist. Het sola Scriptura (‘alleen door de Schrift’) was gekeerd tegen de rooms-katholieke traditie, maar kan zich evengoed keren tegen de eeuwenoude joodse traditie. Het sola fide (‘door het geloof alleen’) keert zich tegen werkgerechtigheid, maar heeft het in zich om alle goede werken met wantrouwen te bekijken, zeker als het uit een andere hoek komt dan de protestantse. De joodse nadruk op het in praktijk brengen van de wet is daarmee in de hoek van werkgerechtigheid geplaatst, zeker in de traditionele uitleg van Paulus’ brieven.
In de meer specifieke beschrijving van antisemitische theologie vanaf de tijd van de Verlichting wordt de beschrijving weer Duitser. Het is echter goed om te lezen hoe bepaalde zaken die niet specifiek Duits zijn, toch aanleiding kunnen geven tot het invoeren van antisemitische dan wel antijudaïstische tendenzen. De tegenstelling die men wel ziet tussen de evangeliën en de brieven van Paulus wordt door antisemitische theologen (en ja, er zijn Duitse theologen geweest die zich met trots antisemitisch noemden) regelmatig gebruikt, zij het dan dat de ene de evangeliën te joods vindt en de andere Paulus te joods. De aanscherping tussen deze tegenstelling gaat echter vaak gepaard met de tegenstelling tussen joods en niet-joods, ook buiten Duitsland. Verder werd regelmatig het argument gebruikt binnen antisemitische theologie dat het jodendom geen godsdienst is, maar… vul maar in: een natie, een volk, een afwijking. Het ontzeggen van de term godsdienst komt hedentendage weer veel voor in het bestrijden van de islam.
Het derde deel van het boek geeft praktische en theoretische kaders aan om het antijudaïstische in de theologie zoveel mogelijk te vermijden. Om te beginnen moet het joodse zelfverstaan worden aangeleerd (255): zij zien zichzelf niet als een werk-godsdienst en kennen zeer zeker de genade Gods, het belang van het geloof (al is dat soms meer in de lijn van Jakobus dan van Paulus) en de nadruk op de Schrift (al is de Tora het middelpunt en niet de profeten). Verder moet worden vermeden dat Oude en Nieuwe Testament al te vaak als tegenstelling wordt gepredikt, terwijl er veel doorgaande lijnen zijn. De eigen ontwikkelde theologische lijnen van Meyer-Blanck zijn niet hemelbestormend, maar de balans tussen verschillen en overeenkomsten tussen jodendom en christendom is wel leerzaam.
Voor wie naar zijn eigen theologie en zijn eigen preken wil kijken vanuit de vraag hoe antijudaïstisch we nog bezig zijn, kan dit boek goed gebruiken. Het schudt (opnieuw) theologisch wakker en is tegelijkertijd ook wel praktisch aan het eind.
Eveline van Staalduine-Sulman, hoogleraar Receptiegeschiedenis van de Hebreeuwse Bijbel aan de Vrije Universiteit Amsterdam
Comments