Referaat van prof.dr. C. van der Kooi op 26 november 2024 bij het 50-jarig jubileum van het Charismatische Werkgemeenschap Nederland
Het is met reden dat ik als titel van dit korte referaat de eerste regel van de pinksterhymne Veni, Creator Spiritus heb gekozen. De woorden zijn een gebedsaanroep. De Geest van wie de kerk beleden heeft dat deze Heer is en levend maakt, hebben wij niet in handen. Het lied wijst naar geopende handen omdat onze wereld snakt naar leven, naar waarheid, gerechtigheid, vrijheid en vrede. Geopende handen is een houding die past als het gaat om de Geest van Christus.
Ik wil in een paar punten aangeven waar de CWN voor heeft gestaan en waar zij voor kan staan in onze tijd.
1. De praktijk gaat voorop.
‘Kom Schepper Geest’, het is een gebed om de komst van de Geest, om aanraking en vervulling. Daarmee ben ik bij een kern van wat de charismatische vernieuwing is geweest en waaraan de CWN dienstbaar heeft willen zijn. Namelijk een geloofspraktijk, waarin de aandacht voor het werk van de Geest centraal stond en staat. De noodzaak van vernieuwing, aanraking door de Geest van God, een actieve omgang met God in gebed, lofprijzing, omgang met de Heer, attent worden op wat God van ons vraagt, verlangen naar heling, naar de vruchten van de Geest en naar de gaven van de Geest, dat alles hoort bij charismatische vernieuwing. Het heeft in Nederland een lange geschiedenis, veel ouder dan de vijftig jaar van de CWN als stichting. Jan Karelse heeft in zijn boek Aangewakkerd vuur een schat aan historisch materiaal verzameld. Maarten Aalders heeft in verschillende artikelen het verborgen weefsel tussen zij geestelijke vernieuwing en het gesettelde kerkelijk leven aan het licht gebracht en zeer onlangs weer beschikbaar gemaakt in een bundel.[1] Het boek van Jan Karelse laat zien hoe dat in de decennia na de WO II in de breedte van de kerken gedeeld werd.[2] Aan dat zoeken heeft de CWN ruimte willen geven.
2. Werkgemeenschap, geen kerk
De naam CWN spreekt boekdelen: ‘Charismatische Werkgemeenschap Nederland’. Geen kerk dus. Het is ontstaan met de duidelijke bedoeling een platform te zijn waarop mensen uit de verschillende kerken en geloofsgemeenschappen samenkwamen rondom de praktijk van charismatische vernieuwing. Het was zeker in de beginjaren zeer oecumenisch in vorm en presentatie. Gereformeerden, Hervormden, Rooms-Katholieken, Oud-Rooms-katholieken, Remonstranten, Vrij Evangelischen en andere vrije groepen, de Lucas orde men treft ze aan. Karel Hoekendijk, Karel Kraan, Albert van de Heuvel, Berkhof, Wim Verhoef, Wim van Dam, Pater Beijersbergen van Henegouwen, Martien Parmentier, de namen laten iets zien van de oecumenische breedte.
Het is een werkgemeenschap omdat dat er geoefend wordt met praktijken. Er wordt gedaan. Met manieren van vieren, die passen bij de kerken van herkomst, dus inclusief de ambten, met voorbede, handoplegging, bidden om genezing, ziekenzalving. En er ontstond – heel belangrijk – een jeugdtak, de CWJ. Er wordt een vrolijke en toegankelijke vorm van geloofsleven geoefend.
3. Archipel
Als platform bleef de CWN niet alleen. Wat ik waarneem is een versplintering van initiatieven. De ‘Katholieke Charismatische Vernieuwing’ (KCV) ontstond, een eigen organisatie onder bisschoppelijk gezag. ‘New Wine’ ontstond, overgewaaid uit de Anglicaanse Kerk maar nu met een sterke Nederlandse saus, het ‘Evangelisch Werkverband’ adopteerde het charismatische binnen de structuur van een evangelische spiritualiteit, ook de ‘Gereformeerde Bond’ kwam met initiatief. Ieder had zijn eigen kleurtje. Wat mij heeft aangesproken is dat de CWN weigerde als organisatie zich uit te spreken over zaken die op de tafels van synodes behoorden, met name inzake gender vragen. De CWN is immers geen kerk.
Over die versplintering nog een woord. Jaren geleden heb ik al een keer het beeld gebruikt van een archipel, een eilandenrijk dat onderwater aan elkaar verbonden is. De bewoners op het eiland denken dat ze uniek zijn, terwijl er in feite veel verbindingen bestaan en van elkaar te leren zou zijn. Maar goed. Pluriformiteit en polyfonie zijn kenmerk van het werk van de Geest. Als de leiders ervan elkaar maar kennen en van elkaar leren.
4. Verwerking van de Pinksterbeweging
Theologie heeft een plek in de CWN. Er werd gereflecteerd op de praktijken die gedaan en geoefend worden. Daarom werd een leerstoel gevestigd, op initiatief van onder meer Jan Veenhof. Theologie heeft daarmee een dienende functie. Zelf heb ik die wisselwerking tussen praktijk en theologische reflectie als voorbeeldig en bijzonder verrijkend ervaren, niet alleen als betrokkene bij de CWN, maar in heel mijn werk als theoloog. Wanneer ik terugkijk op de verschillende debatten die binnen de CWN zijn gevoerd – Harmen de Vries heeft dat mooi gedocumenteerd in Inspirare[3] – dan zie ik het volgende: Er vond een verwerking plaats van wat de pinksterbeweging had aangereikt en aangewakkerd binnen de bedding van de brede katholieke traditie. Niet meer binnen de bedding van de heiligingsbeweging of die van de pinksterbeweging zelf. De Opwekkingen van Azusa in Los Angeles en in Wales waren gebeurtenissen waar mensen de aanraking en vernieuwing met de heilige Geest ondergingen als een weldadig bad. Het waren intense bijeenkomsten, waar profetie, spreken in tongen en klanktaal en ervaringen van herstel, genezing en vernieuwing centraal stonden. Op het platform van de CWN is dat alles serieus genomen in een oprecht verlangen ermee aan het werk te gaan. Daarin werd ten opzichte van de Pinksterbeweging een eigen weg gekozen. Neem de doop met de Geest. In de pinksterbeweging werd het spreken in tongen gezien als een teken dat je de doop met de Geest had ontvangen. Wat daarover in het boek Handelingen stond geschreven kreeg normatieve status. In de brede kerkelijke setting van de charismatische vernieuwing werd het ontvangen van de Geest gekoppeld aan geloof. Gedachtig het woord van Paulus: ”Niemand zegt ‘Jezus is Heer’ dan door de Geest.” Daar is al sprake van de gave van de Heilige Geest. Wat er daarna te gebeuren staat is vervulling met de Geest als een doorgaand en verdiepend proces. Dus een verdiepend proces, niet zelden met schokken en soms met dramatische momenten.
Zo zijn er indringende discussies geweest over genezing, over de zegen, over reiki, over profetie, over de ziekenzalving. Het resulteerde in een aantal Verklaringen over gebed en genezing, over Reiki.
5. Naar een dramatischer godsbeeld
Die verwerking heeft, als ik het goed zie, een effect op hoe we denken over God. Theologisch gezegd, op het godsbeeld. De bede ‘Veni, Creator Spiritus’ is een hartstochtelijke roep om verlossing, verzoening, heling. Het vestigt de aandacht op de toekomst, op die elementen in de bijbel waarin God wordt getekend als de macht die zoekt te wonen onder de mensen. Dus de realisering van het verbond. Het sluit aan bij tal van beelden in de bijbel waar die dynamiek naar voren komt. De herder zoekt zijn schapen. De weduwe zoekt de verloren penning totdat ze het gevonden heeft. Die voorwaarts drijvende kracht is Gods Geest, bron van creativiteit en nieuwheid. Theologisch gebeurt er dan iets belangrijks. Het accent wordt verlegd naar de toekomst. In de oudere theologie ligt het gewicht in het begin, in Gods eeuwige Raad, het ene besluit waarin in feite alles vastligt. De voorzienigheidsleer heeft op die manier eeuwen lang over de theologie geheerst en heeft de vroomheid bepaald. Alles geschiedt naar het bestel des Heren. Dat hief de verantwoordelijkheid van mensen niet op, maar het had wel invloed op hoe er gedacht werd over gebed. Gebed is in zulke theologie het thuisraken en rustvinden in de wil van God, in wat er gebeurt. Zodra we echter zeggen dat niet alles wat gebeurt uiteindelijk deel is van zijn eeuwig besluit, gaat er wat schuiven. Mijns inziens vinden we dat al in het gebed van Jezus in Gethsemané. Zijn vraag deze drinkbeker aan hem voorbij te laten gaan was niet gespeeld. Wanneer we die elementen serieus nemen kantelt het gewicht van de theologie daarom naar voren. Het is de overgang naar een opvatting waarin meer recht gedaan wordt aan de dramatiek die we in de bijbel aantreffen. En dus ook naar een dramatischer godsbeeld. De Here God moet zelf in de Schrift geregeld zoeken naar nieuwe doorgangen, en neemt nieuwe initiatieven. Kort gezegd, het godsbeeld is niet alleen protologisch bepaald maar ook eschatologisch.
6. Geen overwinningstheologie. Lijden.
Hoe vaak heb ik mensen die niet bekend waren met de CWN moeten uitleggen dat het hier geen ‘hoera en juich theologie’ is. Er wordt geen welvaartsevangelie gepredikt, de theologie heeft meer snaren dan alleen Pasen of Pinksteren. De conventies, retraites, ‘In Christus heel’, mensen nog aan toe, wat komt er allemaal langs! We komen als bedelaar bij God, als wrakhout. We kennen allemaal de voorbeelden van mensen die naar voren kwamen om gebed voor een kwaal of zelfs genezing, in een rolstoel, of met een dodelijke ziekte onder de leden. en dat gebed werd niet verhoord. Enorm veel lijden, pijn opgelopen aan het leven, dodelijke ziekte, ook van jonge mensen. Het gaat mij en Margriet zeer persoonlijk aan. Wij doen op de CWN niet aan gebedsgenezing. Ik heb geprobeerd in de begeleiding van het proefschrift van Dick Kruijthoff[4] dat woord er uit te rammen, maar vrees dat dat niet gelukt is. Wij brengen mensen voor God, bidden met ze, leggen ze de handen op en God is soeverein, en wij hopen en verwachten zijn komen, zijn erbarmen, zijn helen. Maar voor gebedsgenezing als doel en als product moet men elders wezen. Dat soort overwinningstheologie is ronduit slecht, schandalig en laat menig mens of jong stel geestelijk beschadigd achter.
7. Breedte van het werk van de Geest. Geen verenging
Hier en daar wordt nog gedacht dat de charismatische beweging bestaat in aandacht voor lichamelijke genezing, tongentaal en profetie. Dit is een deel is van het geheel, maar in het voorgaande heb ik al aangegeven dat het hiertoe niet beperkt is. Als charismatische vernieuwing wordt vastgezet op deze punten moet men nog een keer het NT lezen. Het evangelie van Johannes kent de charismata in die vorm niet en in de brieven van Paulus zijn de charismata ingebed in een veel grotere breedte, namelijk de liefde die in ons hart is uitgestort. Het centrale hoofdstuk 1 Cor 13 is een duidelijke scharnier, of liever, het geeft de bedding aan waarin de charismata alleen en daarin alleen kunnen gedijen, de liefde: caritas, zorg, zorgplicht. Die concentratie van charismata heeft pas aan het begin van de 20e eeuw plaatsgevonden en is een verkorting van wat we in het NT aantreffen. Wat is dan de breedte? Het verlangen naar de leven schenkende aanwezigheid van God in het hier en nu. In je persoonlijk leven, in de geloofsgemeenschap waar je deel van uitmaakt, in de samenleving. Leven met verwachting. Met open handen. Voor alle generaties. Zij die ouder worden, voor de kinderen, voor jongvolwassenen, voor mensen die in een theoretische beroep hun brood verdienen en voor hen die met een praktisch beroep van onschatbare waarde zijn. De Geest van Christus heeft te maken met de volle breedte van het leven. Dat lijkt me de les die nog voor ons ligt.
Kees van der Kooi 26 november 2024
[1] Maarten J. Aalders, Een halve eeuw onder theologen en historici. Amstelveen: Eon Pers 2024, 23-61.
[2] Jan. H. Karelse, Aangewakkerd vuur. Historische achtergrond en theologische bedding van de Charismatische Werkgemeenschap Nederland, Ekklesia 2024.
[3]Harmen U. de Vries, “(Ruim) vijftig jaar CWN. De dienst der genezing in reflectie en praktijk”, Inspirare 7 (2024) 33-51
[4]Dick Kruijthoff, Healing after Prayer. An Interdisciplinary Case Study, Proefschrift VU Amsterdam 2023.
Comments